In dit longitudinale onderzoek is bij adolescenten met kenmerken van een autismespectrumstoornis (ASS) uit de algemene populatie (n=58) en een klinische populatie (n=124) met een gemiddeld IQ onderzocht of symptoomclusters binnen het autismespectrum van 11 tot 16 jaar, in dezelfde mate afnemen. Het beloop tijdens de adolescentie werd vergeleken met de ontwikkeling van kinderen zonder ASS-problema-tiek (n=1241). Er werd gevonden dat communicatiemoeilijkheden, lagere orde stereotiepe gedragspatronen (o.a. fladderen) en geassocieerde kenmerken van ASS-problematiek (b.v. tijdsbesef, boze buien) tijdens de adolescentie wel afnemen, maar in verhouding tot de ontwikkeling van leeftijdsgenoten steeds afwijkend hoog blijven. Hogere orde stereotiepe gedragspatronen (o.a. weerstand tegen veranderingen) en sociale interactieproblemen bleken tijdens de adolescentie niet te verminderen. Deze conclusies waren van toepassing op beide groepen kinderen met ASS, dus zowel voor kinderen met milde als ernstiger ASS-problematiek. In de praktijk zou er bij de diagnostiek van adolescenten meer de nadruk kunnen worden gelegd op sociale moeilijkheden en hogere orde stereotiepe gedragspatronen en rekening kunnen worden gehouden met het minder en subtieler tot uiting komen van communicatiemoeilijkheden en lagere orde stereotiepe gedragspatronen in deze periode.
Nieuwsbrief Autisme Kennisbank
Schrijf u in voor de nieuwsbrief van Autisme Kennisbank en blijf op de hoogte!