Bij de introductie van het begrip autisme werd de wereld van de autist aanvankelijk geschetst als een vreemde, bijna ondoordringbare wereld, amper toegankelijk voor anderen. Langzaam maar zeker is daar echter verandering in gekomen. Eerst via een proces van steeds verfijndere diagnoses, met differentiatie tussen hoog-functionerende aan de ene kant en diepgestoorde autisten aan de andere kant van een autismespectrum. Parallel aan die ontwikkeling is er ook sprake van een soort toenadering tussen autisten en niet-autisten, die de overgang tussen beide steeds vager maakt. ‘Zijn we niet allemaal een beetje autistisch?’, luidde de retorische vraag waarmee een uitgever een populair boek over Autisme (Frith, 2009) aanprees. In dit essay wil ik proberen de reikwijdte van die vraag in kaart te brengen.