WTA 2022-2
Communicatie tussen de darm en cognitieve, emotionele en gedragsgerelateerde hersencentra vindt plaats via de darm-breinas. Het disfunctioneren van deze as kan leiden tot gedrags- en darmproblemen die gekoppeld zijn aan autismespectrumstoornissen (ASS). Zo’n verstoring kan veroorzaakt worden door een veranderende samenstelling van de darmbacteriën die een gevolg kan zijn van het beperkte eetpatroon van patiënten met ASS. Dus een verstoorde samenstelling van darmbacteriën is niet een oorzaak van ASS maar zorgt mogelijk voor (het verergeren) van de klachten. Interventies die erop gericht zijn de samenstelling van de darmbacteriën te beïnvloeden, zijn bijvoorbeeld dieet, poeptransplantaties en probiotica. Een poeptransplantatie zou mogelijk ook de darmmicrobiota kunnen beïnvloeden met als resultaat een verbetering op verschillende symptomen, zoals sociale vaardigheden en stereotiep gedrag, maar door het ontbreken van een controlegroep is de validiteit van deze resultaten beperkt. Hoewel het aannemelijk is dat ook probiotica een eff ect hebben op ASS, is dit nog niet wetenschappelijk vastgesteld. Dit komt doordat dergelijk onderzoek inherent complex is door:
– de grote diversiteit aan mogelijke probiotica;
– de heterogeniteit in de microbiota zelf;
– moeilijk te controleren externe invloeden;
– de reeks en heterogeniteit in ASS-symptomen; en
– de hoeveelheid factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van ASS-symptomen.
Hierdoor is het ontzettend lastig om one size fits all-richtlijnen op te stellen en zou er gewerkt moeten worden met een geïndividualiseerde aanpak die interventies afstemt op het unieke profiel van ieder individu.
Op basis van literatuuronderzoek, focusgroepen en diepte-interviews kwam naar voren dat gedragsproblemen bij jongeren/jongvolwassenen met autisme samenhangen met een complex aan factoren op micro-, meso- en macroniveau. Dit complex aan factoren, uitgediept in dit artikel, zorgt ervoor dat de doelgroep niet optimaal kan participeren in de samenleving op diverse gebieden zoals scholing en werk. Om dit te voorkomen is een duurzame, multisectorale aanpak nodig. Daarom wordt momenteel – nauw samenwerkend in interdisciplinaire teams binnen de Academische Werkplaats Autisme – een set complementaire, passende innovaties ontwikkeld.
Goede mondzorg voor kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) kan een uitdaging zijn, thuis en in de tandartspraktijk. Naast veelvoorkomende problemen zoals communicatie- en interactieproblemen, worden andere aan autisme gerelateerde factoren geassocieerd met niet-coöperatief gedrag tijdens het mondzorgproces. Dit artikel bespreekt een aantal van de factoren die van invloed zijn op de mondgezondheid bij kinderen met ASS.
Kennis over de invloed die autisme bij een ouder kan hebben op de ouder-kindrelatie is belangrijk om ouders en kinderen die dat nodig hebben, passende ondersteuning te kunnen bieden. Om deze kennis uit te breiden, werden acht ouders met autisme geïnterviewd over hun ervaring met het opvoeden van kinderen en het opbouwen van de ouder-kindrelatie. De bevindingen worden belicht vanuit de over het onderwerp bekende literatuur. Tot slot wordt besproken hoe het ouder- en het kindperspectief bijeengebracht kunnen worden.
SUMMARY
Knowledge of what the infl uence of autism in a parent on the child-parent relationship can be, is important to provide parents and children who require it with suitable support. To add to this knowledge, eight parents with autism were interviewed about their experiences with child rearing and forming a child-parent bond. Th e results of these interviews will be compared to what is known about the subject from current literature. Finally, the perspective of parents and children on the subject will be integrated.
Sociale robots zijn geprogrammeerd om te communiceren en om te gaan met mensen. Ze worden vaak ontworpen met mens- of dierachtige uiterlijke kenmerken zoals armen, benen en een gezicht. Onder meer in de ouderenzorg worden sociale robots ingezet om eenzaamheid te bestrijden of de zelfredzaamheid van mensen te vergroten. Ook in sommige behandelingen van kinderen met autisme worden sociale robots gebruikt. Een van de aannames is dat de sociale robot, met zijn speelgoeduiterlijk, aantrekkelijk is voor kinderen om mee om te gaan. Denk bijvoorbeeld aan de commerciële robot NAO: een guitig wit mannetje van 58 cm dat dansjes op de tafel kan doen. Naast het plezierige uiterlijk zijn de gedragingen en emoties van een robot vele malen eenvoudiger en voorspelbaarder dan die van mensen, waardoor de robot een prettige en niet-bedreigende partner kan zijn om sociaal gedrag mee te oefenen. Dat klinkt dus veelbelovend, maar er is weinig onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van deze sociale robots. Salimi en collega’s (2021) deden daarom een systematisch literatuuronderzoek naar de effectiviteit van sociale robots in de zorg en behandeling van kinderen en volwassenen met autisme. In hun onderzoek includeerden ze enkel gerandomiseerde gecontroleerde studies. In totaal voldeden 16 studies (19 papers) aan dit criterium, waarvan twee studies gericht waren op peuters, twee op jongvolwassenen en de overige op kinderen tussen de 4 en 12 jaar. In sommige studies, zoals die met de jongvolwassenen, werd een robot ingezet om autistische deelnemers te laten oefenen met een sollicitatiegesprek. In andere studies lag de focus op de expressie en herkenning van gebaren, gedeelde aandacht (‘joint attention’), en overige sociale en verbale vaardigheden.