2019
Het is niet het meest voor de hand liggende koppel – autisme en humor – maar ze lijken elkaar eindelijk gevonden te hebben, tenminste als we af gaan op de manier waarop autisten – of beter, personages die zich ergens op het autistisch spectrum bevinden – de laatste jaren steeds vaker worden afgebeeld in romans, films en sitcoms.
In dit essay wil ik het nog onontgonnen terrein tussen autisme en humor proberen in kaart te brengen en ik zal daarbij vrijelijk putten uit films, tv-series, romans, en enkele flarden filosofische en psychologische literatuur. Waar autisten aanvankelijk vooral werden opgevoerd als vreemde maar soms ook (of juist daardoor) ook wijze en hoogbegaafde mensen die door hun vreemdheid iets van het menselijk tekort bloot wisten te leggen, daar zijn ze in een aantal recente romans, films en tv-series in de eerste plaats komisch. Kennelijk is het toegestaan daar als lezer en kijker zonder enig reserve om te lachen. Maar hoe moeten we die lach interpreteren?
Dit onderzoek richtte zich op ontwikkelings- en gedragsproblemen bij dreumesen, peuters en kleuters uit de algemene bevolking. Zowel ernstige communicatie- en interactieproblematiek als negatief en veeleisend gedrag bij dreumesen resulteerde vaak in milde tot ernstige problemen bij peuters. Het eerste type problemen was meestal een solidere en specifiekere voorspeller dan het tweede type problemen. Stabiele sociaal-communicatieve problemen op de dreumes- en peuterleeftijd waren de sterkste voorspellers van veel kenmerken van autisme op de kleuterleeftijd. Echter, hoge scores op bepaalde subklinische kenmerken van autisme bij dreumesen wezen eerder op problemen in gedrag, cognitie en/of taal dan op een autismespectrumstoornis op iets latere leeftijd. Regelmatige controle tijdens de eerste levensjaren geeft dus inzicht in de aanwezigheid en het beloop van verschillende problemen. Soms is verwijzing naar een specialist nodig voor adequate diagnostiek. Vroegtijdig ingrijpen op diverse gebieden is wenselijk om de impact van de problemen te minimaliseren, dat wil zeggen om het kind te stimuleren, de ouders te ondersteunen en het gezinsleven te herstellen.
In deze studie werd onderzocht welke kind- en omgevingsfactoren samenhangen met de keuze voor richtlijn (71%), algemene (86%) of alternatieve (29%) interventies en reguliere (46%) of alternatieve (34%) medicatie bij kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) in Nederland. Gegevens over 523 kinderen met ASS, afkomstig uit het Nederlands Autisme Register (NAR), wezen uit dat 91% een interventie ontving en dat deze kinderen gemiddeld ouder en intelligenter waren en ook meer comorbide symptomen hadden dan deelnemers die geen interventie ontvingen. Richtlijn interventies kwamen vaker voor bij oudere kinderen, met comorbiditeit en van hoger opgeleide moeders. Algemene (niet specifiek voor ASS ontwikkelde) interventies werden meer geboden aan kinderen met comorbiditeit. Reguliere medicatie werd vaker gegeven aan kinderen met comorbiditeit, in meer verstedelijkte gebieden en met lager opgeleide moeders. Alternatieve interventies en alternatieve medicatie waren niet afhankelijk van de predictoren. Dit betekent dat in Nederland, kinderen met ASS niet altijd de interventies krijgen zoals aanbevolen in de richtlijnen en dat de ontvangen interventies beïnvloed worden door zowel kind (leeftijd, intelligentie en comorbiditeit) als omgevingsfactoren (woonplaats en opleidingsniveau van moeder).
Autisme en aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) zijn stoornissen die steeds vaker gesteld worden. Symptoomoverlap en vertekeningen in de diagnostische criteria maken het moeilijk om beide diagnoses op basis van het gedrag van elkaar te onderscheiden. De vraag in deze studie is of er onderscheid gemaakt kan worden op basis van de intelligentie, gemeten met de Wechsler Adult Intelligence Scale (Nederlandse vierde editie, WAIS-IV-NL). In een multicenter onderzoek werden de WAIS scores van volwassenen met autisme of ADHD met elkaar vergeleken. Beide groepen bleken niet van elkaar te verschillen op het totale intelligentiequotiënt (IQ) en de vier indices van de WAIS. Wel scoorden volwassenen met ADHD hoger op de subtesten Figuur samenstellen en Symbool zoeken dan de volwassenen met autisme. De verschillen waren echter klein.