De toename van lichte vormen van autisme bij jongens vanaf het eind van de twintigste eeuw heeft veel te maken met de toenemende intolerantie voor zwijgzaam jongensgedrag in een samenleving die van een democratie steeds meer een emocratie wordt. Tot het eind van de jaren tachtig constateren jongensopvoeders dat zwijgzaamheid een van de vier jongenseigenschappen is die - naast baldadigheid, hoogmoed en luiheid - opvoedkundige aandacht verdient. Zwijgzaamheid wordt in de jaren negentig tot ongewenste eigenschap verklaard, die moet worden ingewisseld voor emotionele mondigheid. Zwijgzaamheid is dan niet langer meer onderdeel van jongensgedrag, maar wordt onder invloed van de gendertheorie aangeleerd gedrag dat een rem zet op het emotionele potentieel van jongens.
Van alle maatschappelijke ontwikkelingen vanaf de jaren zeventig hebben de democratisering, de individualisering, de uitbreiding van de leerplicht en de vrouwenemancipatie het meest bijgedragen aan de afwaardering van (zwijgzaam) jongensgedrag. Mannelijkheid werd niet meer naast, maar tegenover en apart van vrouwelijkheid gezet, waardoor de weg open lag voor onbegrip van jongensgedrag en daarmee van de sluipende medicalisering ervan.
Nieuwsbrief Autisme Kennisbank
Schrijf u in voor de nieuwsbrief van Autisme Kennisbank en blijf op de hoogte!