2012
Alexithymie betekent letterlijk: "geen woorden voor emoties" en verwijst naar de moeilijkheden die mensen kunnen ervaren om emoties te differentiëren van lichamelijke gewaarwordingen. Alexithymie wordt gekenmerkt door een affectieve en een cognitieve dimensie en deze kunnen gemeten worden met de Bermond Vorst Alexithymia Questionnaire. Met deze zelf-rapportageschaal komt de prevalentie van alexithymie bij personen met autisme boven de 50 % uit. We vergelijken de alexithymie scores bij een groep patiënten met een autismespectrumstoornis met reeds gepubliceerde gegevens van Berthoz en Hill (2005). Hierbij valt vooral de grote variatie op in gerapporteerde moeilijkheden met het verwoorden en cognitief verwerken van emoties en van de mate waarin personen met autisme hun verbeeldingskracht gebruiken. Personen met autisme zijn op het gebied van alexithymie een heterogene groep.
Kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) hebben vaak last van angstsymptomen of zelfs angststoornissen. Omgekeerd laten kinderen met angststoornissen meer ASS-symptomen zien in vergelijking met kinderen uit de normale populatie. Het doel van de huidige studie was om drie groepen kinderen met elkaar te vergelijken: kinderen uit de normale populatie (n = 42), kinderen met angststoornissen (n = 42) en kinderen met PDD-NOS en tenminste één comor-bide angststoornis (n = 50). ASS-symptomen werden gemeten met de Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag bij Kinderen (VISK) en het Autisme Diagnostisch Interview -Revisie (ADI-R). Het bleek dat kinderen met angststoornissen meer ASS-symptomen lieten zien dan kinderen uit de normale populatie, maar minder dan kinderen met PDD-NOS. Subgroep analyses lieten zien dat het onderscheid tussen het wel of niet hebben van een ASS classificatie het beste gemaakt kon worden op basis van de ADI-R scores met betrekking tot het sociale domein. De resultaten en beperkingen van de studie worden besproken en bediscussieerd.
In de huidige bijdrage worden vier casussen beschreven die inzicht geven in hoe kinderen, die op de basisschoolleeftijd gediagnosticeerd zijn met een Pervasieve Ontwikkelingsstoornis - Niet Anderszins Omschreven (PDD-NOS), zich gedurende de adolescentie ontwikkelen. Zowel de kenmerken van de autismespectrumstoornis (ASS) als bijkomende internaliserende en externaliserende problemen komen aan bod.
Geen enkel kind met een autismespectrumstoornis (ASS) is hetzelfde. De ernst en hoeveelheid van symptomen variëren sterk tussen kinderen met ASS (Constantino, et al., 2004; Happe & Frith, 2006; Happe, Ronald, & Plomin, 2006; Volkmar, State, & Klin,
2009). Niet alleen binnen deze groep kinderen bestaan verschillen, ook per kind kunnen deze symptomen variëren: wanneer kinderen ouder worden, kunnen nieuwe problemen op de voorgrond treden, terwijl andere symptomen naar de achtergrond schuiven of zelfs verdwijnen (Van Geert & Van Dijk, 2002).
Neurofeedback is een relatief nieuwe behandelmethode die is gericht op het beïnvloeden van de eigen hersenactiviteit. De toepassing van deze techniek bij kinderen en jongeren met een autismespectrumstoornis (ASS) is controversieel. In drie opeenvolgende studies heb ik de effecten van neurofeedback onderzocht op de klinisch symptomen van ASS, executieve functies van kinderen en jongeren met ASS en hun EEG activiteit. In toenemende mate is gecontroleerd voor mogelijke effecten van de selectie van deelnemers en verwachtingen van deelnemers en hun ouders en voor non-specifieke effecten van neurofeedback zoals het intensieve contact tussen deelnemer en therapeut en de training van aandacht- en concentratievaar-digheden tijdens de neurofeedbacksessies. In alle studies bleek dat een substantieel deel van de kinderen en jongeren met ASS in staat was om tijdens de sessies de overmatige hoeveelheid trage hersengolven te verminderen, hetgeen een positief effect had op de mentale schakelvaardigheid, ook wel cognitieve flexibiliteit genoemd. Het effect op de klinisch symptomen van ASS was minder duidelijk: ouders rapporteerden in twee van de drie studies een afname van de bedoelde symptomen. Vervolgonderzoek is nodig om een definitieve uitspraak te kunnen doen over het effect van neurofeedback op klinische symptomen van ASS.
Voorlopig is er nog geen effectieve behandeling voor de kernproblemen die de autismespectrumstoornissen kenmerken. Tot deze kernproblemen behoren o.a. een sterke beperking in het vermogen om de gevoelens van een ander te ervaren (affectieve empathie) en het vermogen om zich in een ander te verplaatsen door zich een voorstelling te maken van zijn of haar gedachten en gevoelens; d.w.z. door deze te ‘mentaliseren’ (cognitieve empathie)1,2.
Nu heeft een hele reeks recente studies kunnen laten zien dat het neuropeptide Oxytocine bij gezonde personen het aan empathie gerelateerde prosociaal gedrag versterkt.3,4 Oxytocine wordt aangemaakt in de hypothalamus en circuleert in de hersenen via het neurohypofyse systeem. Het komt in verhoogde mate vrij tijdens de bevalling, faciliteert de lactatie en bevordert de hechting met het kind. Inmiddels is aangetoond dat Oxytocine bij zowel vrouwen als mannen ervoor zorgt dat we ons opener opstellen in het contact met anderen en dat het de sociale cognitie vergroot. Omdat Oxytocine van nature wordt aangemaakt als we lichamelijk contact hebben, wordt het ook wel het ‘knuffelhormoon’ genoemd. In de uitgevoerde onderzoeken werd Oxytocine middels een neusspray toegediend.