2011
Een bewerking van het artikel: “THE EMPATHIZING-SYSTEMIZING (E-S) THEORY”
In dit artikel bespreekt Baron-Cohen de eerder door hem ontwikkelde “mindblindness”-theorie. Hij gaat in op zijn nieuwe theorie betreffende empathiseren versus systematiseren, met hieraan gekoppeld de veronderstelling dat mensen met een autismespectrumstoornis een extreem mannelijk brein hebben.Tenslotte beschrijft hij de implicaties hiervan voor de dagelijkse praktijk.
Op 18 maart 2011 vond in Rotterdam alweer het elfde Nationaal Autisme Congres plaats. De congresorganisatie had wederom een keur aan nationale en internationale sprekers geprogrammeerd. De opkomst was ook weer overweldigend. Het thema sociaal leren was in een aantal lezingen een rode draad. Prof. Herman van Engeland zat het plenaire programma weer voor.
De eerste plenaire lezing werd verzorgd door prof. Amanda Woodward van de University of Maryland in de Verenigde Staten. De vroege ontwikkeling van sociale perceptie was haar onderwerp. Ze heeft onderzoek gedaan naar waar jonge kinderen van jonger dan twaalf maanden naar kijken als ze de hand van een volwassene naar een bepaald voorwerp zien reiken en of ze al kunnen anticiperen op waarnaar de hand reikt. Het onderzoek betrof typically developing children, dus geen kinderen met autisme; men hoopt hieruit natuurlijk wel lessen te kunnen trekken over de ontwikkeling van het sociaal leren bij kinderen met autisme.
Tijdens het tiende Nationaal Autisme Congres in maart 2010 werd door Warren Jones van het Child Study Center van de Yale University in New Haven, Connecticut (USA), een betoog gehouden met indrukwekkende visual effects. Het onderwerp gaf daar ook wel aanleiding toe, want zijn lezing ging over kijkgedrag bij autisme.
Warren Jones en Ami Klin richten zich op onderzoek van kijkgedrag bij kinderen met autisme en de mogelijke impact daarvan op hun sociale ontwikkeling. Een belangrijke vraag is welke aspecten van een afbeelding of situatie de aandacht van de kijker trekken. Hiervoor gebruikt Jones de term salience. Niet alleen mensen of kinderen, maar ook dieren zoals duiven en apen, kunnen een soort voorkeursaandacht, preferential attention, geven aan bepaalde onderdelen die ze zien (Klin et al., 2009).
Verslaving bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen (ASS) is nooit eerder onderzocht, in tegenstelling tot verslaving bij ADHD. In deze studie onderzochten we volwassenen met ASS of ADHD, met of zonder verslaving op een observeerbaar (fenotypisch) niveau, op een onderliggend neuropsychologisch (endofenotypisch) niveau en op een genetisch niveau. Uit de resultaten blijkt dat verslaving (Substance Use Disorder, SUD) vaker voorkomt bij ADHD dan bij ASS, maar dat de prevalentie in de onderzochte ASS groep hoger is dan in de algemene bevolking, vergelijkbaar met de prevalentie van SUD bij andere psychiatrische stoornissen. Op een jonge leeftijd beginnen met roken, negatieve gezinservaringen en ouders met SUD gaan gepaard met een verhoogd risico op het ontwikkelen van SUD.Vanuit een fenotypisch gezichtspunt suggereren de uitkomsten van zelfrapportage instrumenten dat de subgroep ASS-met-SUD beter sociaal georiënteerd is dan de subgroep ASS-zonder-SUD. Op een endofenotypisch niveau echter, blijkt de subgroep ASS-met-SUD voor wat betreft cognitieve functies juist meer beperkingen te ondervinden dan de subgroep ASS-zonder-SUD. Op een genetisch niveau blijken drie kandidaat genen nominaal te kunnen differentiëren tussen ASS en ADHD, zonder dat de SUD status daarmee geassocieerd is. De resultaten laten zien dat de comorbiditeit met SUD weliswaar minder voorkomt bij ASS dan bij ADHD, maar minstens net zo ernstig is.
Naar verwachting zal in het jaar 2013 de DSM IV plaatsmaken voor de DSM V. Een van de meest opmerkelijke veranderingen is dat de subcategorieën zoals die op dit moment onderscheiden worden binnen de autismespectrumstoornissen komen te vervallen om plaats te maken voor één categorie ASS. Op een studiedag -24 november 2010 georganiseerd door Beneckemet als titel ‘McDD en de verkenning binnen de grenzen van ASS’, ging prof. dr. R.J. van der Gaag in op aard en betekenis van deze veranderingen voor de zorg voor autisme.
‘De eerste versie van de DSM, de Diagnostic and Statistical Manual, verscheen in de VS in het jaar 1952. In essentie vormde het een antwoord op het reeds langer in Europa gebruikte classificatiesysteem de ICD waarvan de eerste uitgave verscheen in Zwitserland in het jaar 1900. De afkorting ICD stond toen voor International Classification of Death waarbij de D in de loop der jaren evolueerde naar Desease en tenslotte naar Disorder. Het Amerikaanse antwoord was met name gebaseerd op onvrede over de psychoanalytische richting waarin de ICD zich had ontwikkeld.
Elk jaar geeft het WTA een prijs voor de meest gewaardeerde bijdrage van een bepaald jaar. Dit in verband met het promoten van wetenschappelijk onderzoek in relatie tot autisme. Voor het jaar 2009 ging deze prijs (€ 500,--) naar mw. dr. E.M.A. (Els) Blijd-Hoogewys1 voor haar artikel De Ontwikkeling van Theory-of-Mind en het Theory-of-Mind Takenboek. Een niet lineaire aanpak van ontwikkelingsdata. De bijbehorende openbare lezing werd uitgesproken op het 11e Nationaal Autisme Congres te Rotterdam. Hieronder volgt de abstract van haar rede.
Inleiding
Om sociale contacten te kunnen aangaan, is het belangrijk dat kinderen zich kunnen inleven in de gedachten en gevoelens van anderen. Op basis daarvan kunnen ze gedrag voorspellen en verklaren. In de wetenschap wordt het vermogen om zich in te leven in anderen aangeduid als Theory-of-Mind.