2009
Dit artikel beschrijft de problemen die mensen met een Autismespectrumstoornis kunnen hebben binnen hun werksituatie. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze persoonlijkheidsvragenlijsten en een formele analyse van narratieven bij de Thematische Apperceptie Test (TAT) behulpzaam kunnen zijn bij de vroege detectie van een Autismespectrumstoornis.
Op 20 maart 2009 vond in Rotterdam al weer het negende Nationaal Autisme Congres plaats. Ook dit keer was de opkomst weer groot en het programma indrukwekkend, met een keur aan internationale sprekers.
Professor Herman van Engeland zat het plenaire wetenschappelijk programma voor, met acht lezingen in het Engels. Hierin waren alle cutting edge topics vertegenwoordigd, zoals vroege interventies, immunologische aspecten, synaptic and clock genes en spiegelneuronen. In het parallelprogramma, met tien sessies, kwamen de wat meer praktijkgerichte onderwerpen aan bod. Opvallend was de grote opkomst bij de educatieve lezingen, die al om 8.30 uur van start gingen, over vroege herkenning en over oudertraining bij ASS en ADHD. Zonder een volledig overzicht te kunnen bieden van een congres met zoveel informatie, willen we in deze bijdrage enkele hoogtepunten en indrukken bespreken.
Er is een nieuwe Theory-of-Mind test ontwikkeld, het ToM Takenboek. Deze test bevraagt diverse vroege ToM vaardigheden en geassocieerde aspecten. De test bezit goede psychometrische kwaliteiten: de interne consistentie, testhertest- en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, discriminante, divergerende en convergerende validiteit zijn goed. Normscores zijn beschikbaar. De ToM ontwikkeling van zich normaal ontwikkelende kinderen (n=324,
3-12 jaar) laat een driestaps ontwikkelingsproces zien. De grootste groei was duidelijk tussen 3,5 en 4,7 jaar. Binnen deze algemene ontwikkelingstrend werden er twee statistisch significante discontinuïteiten gevonden: bij 56 maanden en bij 72-78 maanden. Deze discontinuïteiten, welke de vorm hadden van een tijdelijke vermindering in ToM score (dip), gingen gepaard met een vermindering in variabiliteit; dit suggereert dat er op die leeftijd een belangrijke verschuiving in ToM denken plaats heeft. Soortgelijke resultaten werden ook gevonden bij kinderen met PDD-NOS (n=30, 3-8 jaar). Ondanks hun duidelijke ToM problemen, laten ze ook een spontane ToM ontwikkeling zien. De kinderen met PDD-NOS werden gedurende een periode van 20 maanden om de vier maanden getest. Bij de laatste meting hadden ze hun ToM achterstand ingehaald, dit ten gevolge van herhaalde blootstelling aan het ToM takenboek. De kinderen met PDD-NOS hebben een vertraagde ToM ontwikkeling; ook de dip komt op een later moment voor (rond 85-90 maanden).
Ingegaan wordt op het wetenschappelijk onderzoek naar de risico’s van middelengebruik en verslaving bij mensen met ASS. De resultaten van het schaarse onderzoek op dit gebied lijken tegenstrijdig. Ook worden de problemen vanuit de praktijk beschreven. Tevens wordt een aanzet gegeven tot de ontwikkeling van een voorlichtingsmodule als uitwerking van een integrale en preventieve manier van omgaan met deze problematiek.
Een gedegen en uitgebreid onderzoek van professor Baird 1 geeft aan dat 1,16% van de bevolking binnen het autistische spectrum valt. Dat is voor ons land 1,16% van 16,8 miljoen personen, 195.000 mensen met ASS. In 2005 was 9,5% van de bevolking in de leeftijd van 18-25 jaar. (Bron: CBS Statline). Dat betekent dat er op dit moment ongeveer 18.500 18—25-jarigen zijn met ASS. Uit ander onderzoek is bekend dat 75 tot 80% van de mensen met een autistische stoornis ook een verstandelijke beperking heeft. Minimaal 20 tot 25% van dit aantal heeft dus betrekking op de jongeren uit de probleembeschrijving.